elementen
gij, gij zijt altijd bij mij
in de groene velden
in het rotspad zo
zwaar te gaan
in de aarde die mij draagt
gij, gij zijt altijd bij mij
in het wuivend riet
in de storm waarin ik
vecht om mijn bestaan
in de stilte van mijn ziel
gij, gij zijt altijd bij mij
in de golven van de zee
in de schuimkoppen die
op de rotsen slaan
in het water uit de bron
gij, gij zijt altijd bij mij
in de hitte van de zon
in de vlammende liefde
die alles verteert
in de warmte van mijn hart
gij, gij zijt altijd bij mij
in de gouden glans van de ochtend
in het licht van de maan
de sterren
in de ogen van een mens
de grond waarop ik mijn voeten zet
stap voor stap
steen voor steen
ruwe weerbarstige grond
niet klein te krijgen
de grond waarop mijn voeten gaan
ruwe veerkrachtige grond
het pad volgend
aarde waarover mijn voeten gaan
rijke liefdevolle grond
die mij draagt
aarde
oergrond
van mijn bestaan
als het stil wordt in mijn hart
en de wind de chaos
overstemt
aanzwelt tot een orkaan
weet ik jou
heel dichtbij
geborgen
mijn voeten stevig
op de grond
kan ik gaan de
schoongewaaide weg
---------------------------------
een storm waait door
mijn hoofd en haren
windkracht acht of meer
beelden van verwoesting
buitelen over elkaar
kapotgeschoten dromen
flarden van ooit
niet weten waar beginnen
niet weten hoe
laat het stil worden
zo stil dat ik niets
meer voel en hoor
alleen mijn adem
mijn hartslag
zo stil dat ik
weer mag zijn
in eindeloos ritme
slaat de zee op de kust
vanaf het begin van de schepping
op rotsen
vlakke stranden
woest schuimkoppend
rollend
in een zachte deining
wisselend haar ritme,
wisselend haar stemming
met grote krachten slijpt zij
diepe groeven in graniet
dan weer schuurt ze
ronde vormen in steen
in eindeloos ritme
rolt de zee op de kust
eeuwig blijft zij…
aan het eind van de aarde
waar de zee op de
rotsen beukt
keert het water terug
perst zich door eeuwenlang
geërodeerde groeven
met ongekende kracht
komt de zee tot rust
gedroomd heb ik jou
vanachter rotsen
ijsrivieren
zo ver leek jij
dichtbij
een kleine vonk
wekte het verlangen
het leven dat
bijna was gedoofd
die vonk deed mijn hart
ontbranden
in vuur en vlam voor jou
verschroeide tranen
sprankelend het water
goudverlicht
gedroomd ben jij
ben ik
verterend vuur van liefde
versmelt de harde steen
in onderaardse stromen
vloeibaar goud
de sluier afgelegd