onzegbaar
in dit eindeloze landschap
zilverblauw de zee
weerkaatsing van de hemel boven
ben ik doortrokken van jou
de aarde onder mijn voeten
drassig van de dauw
vruchtbaar vocht
in rijpe takken
windstil het water
jouw naam
een geheim in nacht en nevel
in het onmeetbaar heelal
jouw nabijheid
een trilling, voelbaar
in mijn diepste kern
in flarden ben jij om mij heen
zacht als de ochtenddauw
in de koele bries die over de velden waait
de woeste branding van de zee
in liefde, zachte streling
in muziek die mijn hart verwarmt
onstuimig als een storm die
aan mijn fundamenten rukt
in flarden ben jij om mij heen
onmetelijk nabij
op de grens van land en water
zilverlicht de maan
het roerloze oppervlak
de zee, het licht
ben jij
neemt mij op
in jouw ruimte
buiten bereik van tijd
dit moment
een eeuwigheid
gij, gij zijt altijd bij mij
in de groene velden
in het rotspad zo
zwaar te gaan
in de aarde die mij draagt
gij, gij zijt altijd bij mij
in het wuivend riet
in de storm waarin ik
vecht om mijn bestaan
in de stilte van mijn ziel
gij, gij zijt altijd bij mij
in de golven van de zee
in de schuimkoppen die
op de rotsen slaan
in het water uit de bron
gij, gij zijt altijd bij mij
in de hitte van de zon
in de vlammende liefde
die alles verteert
in de warmte van mijn hart
gij, gij zijt altijd bij mij
in de gouden glans van de ochtend
in het licht van de maan
de sterren
in de ogen van een mens
diep verborgen
in het donk’re woud
uiteindelijk hervonden
stralend in het witte licht
bladstil oppervlak van
kristalhelder water
spiegelt boven
beneden en beneden boven
niet te onderscheiden
twee-eenheid
in stilte gevoed
door de bron
die eeuwig is
Ik ben het donker dat je niet kunt zien
Ik ben het licht dat jou verblindt
het smeulende vuur
dat het brood tot leven wekt
Ik ben de hitte die
het erts doet stromen
Ik ben de stilte
oorverdovend
Ik ben de eerste en de laatste